Bedorven havermelk

Ik heb eens een toiletrol gestolen uit een niet nader te noemen Nederlands warenhuis. Terwijl mijn nieuwe t-shirt van Ganni netjes opgevouwen in de papieren tas zat, vergezeld door de typische geur van kleding (een mix van verf, chloor en tja, mensenhanden?), plus een flinke dosis sandelhout van het parfum van de verkoopster, viel mijn oog op de tweede toiletrol die in de kolossale houder zat. Ik had geen toiletpapier meer thuis. Bovenal had ik geen zin om het te kopen. Weer een onnodige uitgave, zo voelde het ergens ver weg in mijn brein. Het was ook niet alsof ik enkel met toiletpapier de plaatselijke supermarkt uit zou lopen.

De toiletrol verdween in mijn tas en ging samen met mijn nieuwe t-shirt, die zo’n 90 euro had gekost, mee naar huis.

Als je de ironie nog niet doorhad van bovenstaand stukje, dan ben je vast geen onderdeel van wat ze noemen de ‘havermelkelite’. Of juist wel, en heb je niet door dat je consumptiegedrag (en dus ook wat je niet koopt) precies kenmerkend is voor die zogenoemde elite.

Jonas Kooyman (de pater familias van de havermelkelite met zijn gelijknamige Instagram-account en nieuwsbrief) stipte het al eens kritisch aan: leden van de havermelkelite “kopen” zichzelf een levensstijl die ze zich eigenlijk niet kunnen veroorloven, maar het is de enige manier om de illusie van hun elitestatus in stand te houden. Ondertussen hebben ze geen geld om hun wekelijkse boodschappen fatsoenlijk te kunnen doen. Of blijft hun spaarrekening steken op luttele euro’s.

Maar die Birkenstocks of Adidas Samba’s, die prijken wel aan hun voeten. Ha.

Hoewel ik flink hoog scoor op de havermelkelite-checklist van Das Mag, voel ik mij geen onderdeel van de echte elite. Natuurlijk, ik ben hoogopgeleid, ik ben wit, en mijn ouders zijn dat allemaal ook. Net als mijn omgeving. Samengevoegd kunnen we aardig wat vinkjes bij elkaar sprokkelen. Aan de ene kant is in mijn leven alles mogelijk: ik heb de hersens en de sociale steun om morgen mijn leven om te gooien. Aan de andere kant is dat ook vrij onmogelijk. Er is namelijk een ding waar ik opvallend weinig van heb, en wat mij eraan doet twijfelen of ik als havermelkelite-lid wel echt bij de elite hoor.

Ik heb amper geld.

Natuurlijk, ik heb een spaarrekening. Ik kan mijn huur betalen. Maar in deze tijd moet je met meer komen. Ik, die als freelancer een huis wil kopen? Ik ben de eerste die je er schamper om zou horen lachen. Die jubelton, of überhaupt mijn ouders die mij ‘een handje helpen’ bij de aanschaf van mijn huis: ik kan er naar fluiten. En dat is niet erg, omdat ik dat in geenszins verwacht. De huidige markt verwacht dat echter wel. Zie daar: mijn elite-status die langzaam afbrokkelt.

Dylan van Rijsbergen betoogt namelijk in zijn boek De net-niet elite dat de échte elite de mensen zijn met geld, veel geld. Het is de bovenste laag van de samenleving, die samen zo’n 23 procent van het vermogen van Nederland bezit. Ze schenken geld aan hun kinderen, aan het bedrijfsleven, aan de politiek. Zo werken ze ongelijkheid in de hand, met extra bijles om hun kind tóch op het vwo te krijgen, met miljoenen subsidie voor hun oogappel-politieke partij.

Kennis is macht in Wie is de Mol, maar in het echte leven is het geld, betoogt Van Rijsbergen. Geld is macht. Een spaarrekening hebben en op Salomons lopen die waarschijnlijk nooit een woest natuurgebied zullen zien, is geen macht. Het is voer voor boosheid vanuit verschillende flanken, voor spottend gehoon, maar het is geen macht.

Eenmaal thuis hang ik de rol met een gemixt gevoel van tevredenheid en schuld aan mijn toiletrolhouder. Met één simpele klik gaat mijn koffiezetapparaat aan en ik buk om de havermelk uit mijn koelkast te pakken. Dop open, hup, in de melkschuimer. Ik voel mijn kaken samentrekken.

Shit, bedorven.

Psst, op Medium schrijf ik meer autofictie, hersenspinsels en feministisch gezwets.

Volgende
Volgende

Marjon (34): ‘Ik nam dezelfde dag ontslag’